zondag 27 februari 2011

De man voor mijn deur

Er ligt een man in Marcala, op de straat, voor mijn deur.
Ik vraag me af: “Zal morgen mijn huisje stinken naar dode-mannengeur?”
“Goedenacht mijne heer, goedemorgen lieve man,
ik vroeg me zojuist, gewoon terloops even af of ik u helpen kan.”
Zou ik dat gaan vragen? Kan ik dat wel maken?
Wat als hij dan antwoord: “Ja hoor jongen, geef mij een bed en proper laken.”?
Wat moet ik dan met enkel een slaapzak rond mijn bast?
Ik ben heus niet voorbereid op een vreemde, onaangekondigde gast.
Neen, mijn plan wordt afgeschreven, ik blijf binnen.
In mijn bed wat schrijven, genieten van het proper linnen.
Er ligt een man in Marcala, op de straat, voor mijn deur.
Ik vraag me af: “Zal morgen mijn huisje stinken naar dode-mannengeur?”
Godverdomme, ik kan niet slapen met die doemgedachten.
Dronken mannen in Honduras bezorgen me steeds slapeloze nachten.
Gisteren waren het nog een zatlaps gezangen.
Nu vraag ik me af of de zatlap zich aan mijn balkon heeft opgehangen.
En misschien was hij te zwaar, of het touw onvoldoende sterk.
Misschien kan ik hem morgen bezichtigen in de Marcalese kerk.
Mooi opgemaakt, strak in pak, liggend in een open kist.
Dan zegt hij vast: “Dit zal ik je nooit vergeven, ik wist dat jij het wist.”

Gracias a Dios

Ik weet niet of het Marcalees mensen-in-een-minibus-record reeds het wereldrecord benadert maar ik denk dat we er niet ver meer van verwijderd zijn. Vandaag klokte ik namelijk af op vijfentwintig man, een verbetering van het vorige record met 1 persoon en ergens denk ik dat onze top nog niet bereikt is. Ik moet wel toegeven dat de kleine vier uur durende rit, eerst van Marcala naar La Esperanza en dan van La Esperanza naar Gracias a Dios, geen pretje was. Beeld u maar eens in dat u gedurende het eerste anderhalf uur een luchtje klaar hebt zitten en het niet kan lossen. Een kenner zou dan zeggen: “genoeg potentiële kandidaten, zet de sluitspier op een kiertje en laat het gas geluidloos zijn weg naar buiten zoeken.” Maar de putten in de baan, die ervoor zorgden dat het reeds moeilijk was enige controle over het achterwerk te behouden, en het risico van een vijftigtal boze ogen op mij gericht waren te grote hindernissen. Liever gedurende de hele rit een krampachtige houding aannemen en de bus verlaten als een bejaarde man. Hoofd, rug, kont en benen in een bijna volmaakte kwartcirkel gevolgd door een verlossend wolkje met de geur van incontinentie.
Maar we hadden geen betere stad kunnen uitkiezen om mijn jeugdigheid te herontdekken. Gracias a Dios is erkend Unesco werelderfgoed en de kleurrijke huizen, kleine straatjes en het, naar Gentse normen, kleine kasteel op de top van de heuvel sturen je enkele eeuwen terug in de tijd. De stad wordt ook hier omringd door bergen en heeft zijn naam gekregen uit dankbaarheid voor een plat stuk land. Maar de echte reden waarom we ons hier bevinden ligt een dik half uur wandelen van de stad vandaan. Mijn scepticisme is groot terwijl ik in de brandende zon richting de Agua Termales wandel. Welke zot verlangt er nu bij dertig graden naar een warmwaterbron? Bij de afslag wordt mijn wantrouwen enkel groter als ik in de schaduw van een reclamebord wat uitrust en een verse sinaasappel verorber. Op het bord in grote letters: ‘Agua Termales’ gevolgd door de in onze bekende wijze ‘Coca-Cola’. Aan de overkant van de afslag opnieuw een blinkend bord maar dan met de blauw, rood en witte kleuren van Pepsi ook hier in het bijzijn van ‘Agua Termales’. Ik vraag me af in hoeverre het drankgebruik van de Hondurezen wordt bepaald door hun oorsprong. Links of Rechts? Coca-Cola of Pepsi? Overwoekerd door planten en in een bijna onzichtbaar hoekje gedrongen, hangt een houten bordje waar ik enkel een A en een T op kan ontcijferen. Ik vul de leegtes in en neem met treurnis aan dat dit het enige is dat ons hier rest van Hondurese authenticiteit. De armoede, vroeger herkenbaar door de paard en kar, strooien huisjes, waterputten, een gebrek aan electriciteit en families samengedrongen op een klein en dor veldje, lijkt enkel verdrongen door een meer ontwikkelde armoede. Een armoede die Honduras binnendringt als de woekerende wortels van een uitheemse boom: Amerikaanse felgele halfuitelkaarvallende afgedankte schoolbussen die soms rijden en soms ook niet. Nieuwe wegen soms met asfalt en soms ook niet (maar altijd met putten). Kranen waar soms water uitkomt en soms ook niet. Golfplaten huisjes met electriciteit die soms werkt en soms ook niet. Het lijkt wel of de ontwikkeling ergens halverwege, in een onbegonnen bui van hopeloosheid, er de brui aan heeft gegeven. De Hondurese ontwikkeling: een man aan de fles in zijn midlife-crisis, ver voorbij zijn hoogtepunt en zonder toekomstperspectief. We wandelen verder en op de achtergrond tekent zich het silhouette af van Honduras’ grootste berg. El Cerro de las Minas is net groot genoeg om het schermpje van mijn camera te vullen. Maar jammer genoeg is hij met zijn 2849 meter niet hoog genoeg om bovenuit het vuilnis in de berm te torenen. Nog zo’n half afgewerkt karwij van onze vriend de ontwikkeling: vuilnis maar geen vuilnisbakken.
De opluchting is groot wanneer we onze bestemming bereiken. De Agua Termales komen mij bekend voor en het duurt niet lang vooralleer ik weet waar ik deze deja-vu aan te danken heb. Ik ben beland in het prototype voor Oceade. Aangenaam lauw, warm of heet water omringt door tropische bomen, rieten hutjes en houten brugjes. Enkel de glijbanen, artificiële golven, frietjes in het water en bubbels ontbreken. Maar ik ben niet rouwig. Met een frisse pint in de hand laat ik mij op mijn rug door het water glijden. Ik ben even gevrijwaard van de tiental Hondurese kinderen en hun ouders (in Honduras zijn toeristen zeldzame wezens) en hoor enkel mijn eigen ademhaling en rustige hartslag. Boven mij aanschouw ik hoe de groene bomen voorbijglijden aan de blauwe hemel en ik voel mij oprecht gelukkig met mijn peroonlijk streepje authenticiteit.

woensdag 23 februari 2011

Een uithaal naar een vriend

Ik zie vandaag voor het eerst uw ware aard. U bent de man in de bus. U moet wachten tot iedereen zijn zitvlak comfortabel gezeteld heeft. Er is geen plaats meer voor u en hoewel u vooroverbuigt terwijl u staat, zijn wij het die neerbuigend doen. U stinkt. U bent vuil. U bent veranderd. Alsof u jong bent gaan slapen en oud wakker wordt. Uw gelaat is onherkenbaar en de enige reden dat ik u nog ‘u’ noem is uit pure gewoonte. Zoals de geadopteerde zoon die verdwaasd “papa?” roept nadat zijn niet-biologische vader het geheim aan hem onthult. Als de man die zijn voormalig minnaar “schatje” noemt op een onbewaakt moment.
U bent het hopeloos zielige vertoon in een stadje genaamd La Esperanza. De dansende vrouw op straat die ik zogezegd niet zie. Die enkel wordt uitgelachen door het duiveltje op mijn schouder, als het binnenpretje dat zich door plaatsvervangende schaamte niet durft te uiten. U stelt uzelf te koop aan iedereen die betalen wilt. En er is geen mens die nee durft zeggen. U geeft zoveel en vraagt zo weinig. Vooral voor zij die weinig hebben bent u gul. U hebt immers de gave om hun hun tekorten te doen vergeten. Om hun goed te doen voelen ook al hebben ze het slecht. Ik begrijp het nog wanneer een eenzaam man zonder geld, zonder werk, met enkel zorgen aan u zondigt. Ik heb begrip wanneer ik uw gelaat weerkaatst zie in de ogen van een kreupele bedelaar. Of wanneer ik uw vakmanschap herken in de plas naast de slapende man op straat.
Maar ik weiger u nog vriend te noemen als u de man bent die zijn kinderen slaat en de vrouw die hun verwaarloost. Ik weiger u nog vriend te noemen als u de mede aanleiding bent voor in het wild hakkende machetes, doelloze kogels en ondervoeding. Ik weiger u nog vriend te noemen als men u verkiest boven gezond verstand en gezonde kost.
Ik weiger u nog ‘u’ te noemen indien jij de oorzaak bent dat Oscarito bij mij komt bedelen voor een vervroegd vier-uurtje. Of indien jij de reden bent dat Karen’s zusje vandaag niet komt opdagen en ziek en zonder dokter onder de verkoopsstand van haar ouders ligt.
Ik weiger u nog vriend te noemen terwijl ik op dit eigenste moment aan u zondig. U bent het flesje in mijn hand en ik herken uw bittere smaak telkens ik een slok neem. Vriend: “u bent mijn vriend niet langer, enkel een middel om uw miserie te vergeten.”

vrijdag 18 februari 2011

Jrimitos

Vandaag is het zondag 13 februari 2011 en trouwe lezers zullen merken dat er zijn reeds een aantal dagen voorbij zijn gegaan zonder verslaggeving. Drukke dagen en vermoeidheid maken van mij namelijk een trage schrijver. Maar geen nood de zondag brengt redding. Al merk ik hier in Marcala weinig van de zo geliefde rustdag. De straten zijn voller dan ooit en de kelen van de verkoopslieden werken overuren. Gelukkig heeft mijn goede vriend hier beneden een megafoon bij de hand om zijn stembanden te sparen, al denkt mijn ochtendhumeur daar anders over. De voorbije dagen zijn we voor de eerste malen op stap gegaan met Jrimitos. Een kleine bloemlezing:
Dinsdag
We vertrekken vol goede moed richting Las Tranchitas. Een berggemeenschap waar enkele landloze boeren werken op koffieplantages. Ons doel is om hun kinderen aan het werk te stellen. Een beetje extra kinderarbeid voor een mooie fotoreportage is immers goed voor de interne boekhouding van Jrimitos. Aan de rand van de stad wachten we tot één van de passerende pick-ups ons wilt meenemen in zijn kofferbak. Iedere opportuniteit voor een bijkomend inkomen is in Honduras mooi meegenomen en dus is iedereen die in bezit is van een rijdende wagen ook taxichauffeur. Wij hebben geluk: samen met enkele onbekenden krijgen we met zen achten een gratis openluchtlift. De zon brand en mijn haren wapperen in de wind. Ik droom even weg naar meer romantische taferelen en vlieg bij de zoveelste put in het wegdek bijna uit de achterbak. Toch maar bij de zaak blijven Jorge. Ik ben opgelucht wanneer ik terug met beide voeten op de grond sta en we aan de steile wandeling bergop kunnen beginnen. Misschien had ik twee keer moeten denken over mijn schoeiselkeuze, met teenslippers een half oerwoud door blijkt immers geen evidentie. Niettemin geraak ik boven waar we enkele stemmen horen in de dichtbegroeide koffieplantage. Met Lorena voorop gaan we op ons doel af. Enkele hola’s en mucho gusto’s later hebben we een halve stoet kinderen achter ons aan lopen. De vriendelijkheid van de ouders (zelf met machete in de hand) en het enthousiasme van de kinderen doet niet vermoeden dat deze mensen een hard leven hebben. Ik merk weinig van de problematiek waarvan sprake op de vergadering gisteren. Geen mishandelde, ondervoede, ongelukkige kinderen, geen gefrustreerde ouders aan de drank. Maar misschien is er een reden dat we hier onze fotorol komen ontladen en hoogstwaarschijnlijk zit de problematiek dieper en beter verscholen dan in een donker hoekje in een koffieplantage. De kinderen gaan vakkundig te werk en het valt op dat dit niet hun eerste keer is. De dubbelzinnigheid van kinderarbeid is treffend. Deze mensen hebben geen andere uitweg dan de weg van de koffie. Die na de pluk, het drogen, het vermalen en de mooie verpakking in onze tas terecht komt. Maar wees niet gegeneerd wanneer u morgenvroeg uw koffie drinkt, u geeft deze mensen immers een inkomen. Wees eerder gegeneerd als u morgen naast u kop koffie uw krant openslaat en een artikel leest over de ongelijke verdeling tussen Wallonië en Vlaanderen. In deze steeds meer geglobaliseerde wereld zou een iets globalere kijk ons Belgiëland namelijk geen kwaad kunnen.
Woensdag
Vandaag staat ons eerste echte Jrimitos-ervaring op de agenda. Terwijl we richting Campo Colon (een gemeenschap niet ver van Marcala) wandelen, ben ik nerveus als een puber op de vooravond van zijn eerste schooldag. Zullen de kinderen mij wel tof vinden? Zal ik goede punten scoren bij mijn collega’s? Ik verdoem dat Westerse uitvindingen danig diep in me ingebakken zitten dat ik zelf in een land met een sterk uitgewerkte mañana-mañana-cultuur stress moet ondervinden. Ik heb trouwens ontdekt dat het woord ‘esperar’ aan de grondslag ligt van die door mij zo geliefde levensstijl. Daar het beide wachten en hopen betekent, alsof geduld steeds geluk voortbrengt. De Westerse wetenschap moet dit maal het onderspit delven ten opzichte van de Zuiderse wijsheid want tijdens onze wandeling pikken we twee kinderen op die meedoen met de Jrimitos activiteit. Als begroeting krijg ik spontaan een knuffel. Ik weiger te denken dat dit gebruikelijk is en ga van de veronderstelling uit dat ik reeds tof gevonden wordt. Al het andere lijkt plots van minder belang en de stress ebt weg. We komen aan op een overdekte parking waar vroeger de brandweer huisde en waar vandaag de Jrimitos kinderen zich kunnen uitleven beschermd voor de felle zon. De kinderen komen druppelsgewijs toe en wanneer ze allen rustig aan de kant zitten, kunnen we met de activiteiten beginnen. We gaan door met het thema gender daar er in deze streken nog veel machismo heerst. De man werkt en hanteert de machete. De vrouw luistert en doet de rest. U zou de gemiddelde Hondurees kunnen vergelijken met onze Vlaamse bouwvakkers, vlijtig fluitend naar al het schoon dat hun gezichtsveld passeert. Alleen hoort de schone hier de roep te beantwoorden alsof de mannen een hondenfluitje hanteren. We spelen enkele spelen die de mondigheid van de jongeren horen te bevorderen en achteraf wordt er ijverig gereflecteerd. We bespreken in groep wat typisch mannelijk en wat typisch vrouwelijk is. Lang haar en het dragen van sandalen wordt unaniem tot het vrouwelijke beschouwd en ik heb de plotse neiging om al zittend te gaan plassen. Wanneer het groepsgesprek de homoseksuele toer opgaat, wordt de sfeer plots iets grimmiger. Vergeet de mannelijke heerschappij, het zijn de vooroordelen die het hier voor het zeggen hebben. En die zijn voor homo’s, dankzij de machistische, katholieke cultuur, vreemd genoeg niet rooskleurig. Gelukkig redt de achtjarige Karen, een meisje dat al langer deelneemt aan Jrimitos, de dag met haar wijze woorden: “Asi es la vida.”
Donderdag: Radio, El Chiflador
Vanaf vandaag dien ik aangesproken te worden als B.M., ofwel: bekende Marcalees. Mijn persoonlijke zendtijd op de Marcalese katholieke radio was dan misschien wel van korte duur, ergens ben ik zeker dat mijn zegje niet snel vergeten zal worden. Nadat Fibe, Lorena, Dinora, Darwin (allen medewerkers van Jrimitos), Karen, Daniella (meisjes die deelnemen aan Jrimitos) en Liesbeth allen hun uitleg hadden gedaan over Jrimitos was ikzelf aan de beurt. Mijn doodstrijd begon toen ik geheel onverwacht de micro onder mijn neus kreeg geschoven: “Euh watte?” Gelukkig kon ik na een eeuwige stilte, die werd beholpen door een mooi tjingeltjangel-deuntje van de aandachtige presentator, toch nog enkele enigszins nuttige woorden uitbrengen. Niettemin denk ik dat het gemiddelde Belgische IQ sinds deze dag niet erg hoog wordt ingeschat door de luisteraars van Radio San Miguel. Maar ach, radio is entertainment en ik offer mijzelf graag op.
Na mijn succesvol radiodebuut vertrokken we met zen allen richting El Chiflador. Eerst met de bus (waarover later meer) gevolgd door een half uurtje wandelen bergop. El Chiflador is een berggemeenschap waar we vandaag voor de eerste keer een activiteit met Jrimitos organiseren. Een achtenveertig enthousiaste kinderen staan ons op te wachten. We worden begeleid richting het voetbalveld, wat zowat de enige recreatiemogelijkheid voor kinderen is die alle berggemeenschappen gemeen hebben. Maar stel je er niet teveel bij voor: veel zand, hier en daar een plukje gras, zes houten palen en een grazende koe (die overigens koppig blijft staan wanneer er gevoetbald wordt). Overigens heb ik nog nergens een deftige voetbal gezien en vraag ik mij meer en meer af hoe Honduras’ nationale voetbalploeg de wereldbeker heeft gehaald en onze Rode Duivels niet. Dit veld blijkt, op een niet té zonnige dag, de ideale plaats om Jrimitos voor te stellen. We starten met de kinderen enkele regels te laten opstellen en de onze er onopvallend tussen te plaatsen. De uiteindelijke lijst is indrukwekkend: respecteer ‘los jrimitos’ (de kinderen en de animatoren), vloek niet, vecht niet, gooi je vuilnis niet zomaar op grond, roep niet, steek je hand op, wees niet bang om iets te vragen, enz… Als kennismaking wordt er vandaag enkel gespeeld en laten we het educatieve achterwege. Al kan er met spelen alleen ook heel wat bijgeleerd worden. Eén van de spelletjes is bijvoorbeeld olifantestafette: waarbij de kinderen in groepen worden verdeeld en in een rij mooi achter elkaar moeten gaan staan. Vervolgens moet ieder kind één hand door zijn benen steken en met zijn ander hand de hand van de persoon voor hem vastnemen. Alzo doende moet de groep een bepaalde afstand trachten af te leggen. Mijn groep, met hoofdzakelijk zeer jonge jongentjes, heeft het niet helemaal goed begrepen en in plaats van hun hand door hun benen te steken nemen enkelen, niets vermoedend, hun balletjes in de hand. Maar met veel gebaren en hier en daar een handje te helpen (in andere omstandigheden zou een vergelijking met Vangheluwe niet ver gezocht zijn) komen we de dag door. De kinderen en ik hebben zich zichtbaar geamuseerd en binnen vijftien dagen verwacht ik niet minder dan achtenveertig (plus één) enthousiaste jongelingen.
Zaterdag: Pava’s met SEFCA
We slaan een dag over aangezien gisteren een dag was van weinig gebeuren en weinig schrijven. Gisteren hebben we immers gerebelleerd tegen de wetten van de fysica en orde geschept in de chaos van het Jrimitos kantoor. Jammer genoeg geen schatten gevonden en wat mij het meest kon verbazen waren door ratten half opgevreten oude papieren, een dode gekko (vastgeplakt aan een rattenval bestaande uit een bakje met lijm), en een springlevende kakkerlak. Zoals ik reeds zei: een dag van weinig gebeuren.
Vandaag daarentegen ziet er veelbelovend uit. Samen met Lorena gaan we immers in opdracht van SEFCA, een organisatie voor vrouwen, naar een veld in de buurt van Pava’s, op zijn beurt een bergdorpje in de buurt van Marcala. Indien u enige referentie nodig heeft zou u het kunnen omschrijven als een weide in een deelgemeente van Scheldewindeke… maar dan in Honduras.
We worden verwelkomd in de bus door een, naar mijn schatting, tien à elf jarig jongentje. Hij houdt met één hand de deur voor ons open terwijl hij met de ander ons wisselgeld telt en ondertussen met zijn hoofd ons zitje aanduidt. Blijkbaar is de vrouw niet de enige die meerdere zaken gelijktijdig kan uitvoeren en hebben ze hier al langer leren profiteren van de multifunctionaliteit van een kind. Ik wordt geplaatst op de derde rij en wordt langs vier kanten de ruimte ontkend. Links van mij voel ik de (ik moet toegeven) zachte vormen van een oud en reeds flink uitgezet Hondurees vrouwtje. Rechts van mij voel ik het harde metaal en het koude glas die onontkenbaar de gelimiteerde breedte van het busje aantonen. In mijn rug voel ik het constante geschuifel van mijn achterbuur zijn harde knieën terwijl ik langs voor de mijne op mijn beurt, als vorm van gedwongen wraak, in andermans rug boor. Tot overmaat van ramp lijkt het minibusje zijn uitlaat langs de binnenkant te zitten. “Mama, geen zorgen. Ik zal hier niet vermoord of gekidnapt worden. En als ik dan toch in Honduras het loodje moet leggen, zal dat hoogstwaarschijnlijk zijn als gevolg van een pijnloze CO2-vergiftiging.” Om mijn gedachten weg te houden van mijn opborrelende maaginhoud begin ik het aantal mensen in (en half uit) het busje te tellen. Bij aankomst bedraagt het record vierentwintig man in een busje waar we naar Vlaamse normen maximum een tiental Chinese migrantjes in zouden vervoeren. Terwijl ik uitstap voel ik me als een clown in het circus die samen met zijn collega’s één voor één uit hun miniwagen kruipen. Ik droom weg naar een land met NMBS treinen, bussen van De Lijn, overprijsde ritten en slechte uurregeling. Eens buiten tracht ik mijn longen te vullen met de frisse lucht en kent mijn droom een abrupt einde. Mijn inwendige organen geven immers mijn locatie aan: de pot op met België ik zit in de Hondurese Bergen!
Ik weet niet of wij hier echt hoog zitten of de wolken laag, maar alleszins wordt ons zicht beperkt tot enkele meters. Mijn verbazing is dan ook groot als ik plots wordt omsingeld door drie oude vrouwtjes gewapend met machete en hark. Geen zorgen de wapens zijn begrijpelijk als men weet dat we hier zijn om volktuintjes aan te leggen. De volkstuintjes hebben tot doel om de mensen hier iets onafhankelijker te maken van de schommelende voedselprijzen en zijn een initiatief van SEFCA. De tocht naar het te bewerken perceel gaat stijl omhoog. De grond is modderig en glad en lijkt wel het Hondurese equivalent van een skipiste. Maar dit maal ben ik voorbereid: goede wandelschoenen, dikke pull en de blik op oneindig. Bij mijn zoveelste uitschuiver wordt mijn onervarenheid als bergbeklimmer echter pijnlijk duidelijk en word ik voorbijgestoken door de drie Hondurese vrouwtjes. Die allen rustig een praatje slaan terwijl ze zonder moeite en met teenslippers aan het adventure-parcours afleggen. Ik weiger op te geven en zet de achtervolging in: ik klauter over, onder en tussen prikkeldraad, trek me op aan iedere tak die me stevig genoeg lijkt, word af en toe gedwongen op handen en voeten verder te gaan en doe dit alles terwijl ik behendig de vele koeienvlaaien op de bergkam ontwijk. Bovenop de berg wacht mij een verrassing. Ik blijk niet enkel een nieuweling in het bergbeklimmen ook in het boeren heb ik nog veel te leren. Voor mij ligt een enorme hoop verzamelde koeienstront en ik word door de vrouwen verzocht om samen met hun de grote klompen, de één al verser dan de ander, te vermalen. “U leeft maar één keer” wordt mij toegefluisterd, ik zet mijn Westerse preutsheid opzij en begin te verbrokkelen. Eerst met de handen, dan met een stok en als summum mag ik tekeer gaan met de machete. Alsof er een hiërarchie bestaat in het koeienvlavermalen.
Overigens een kleine tip voor degene die binnenkort een bezoek gepland heeft bij de dermatoloog: er bestaat geen betere zalf dan dat wat op natuurlijke wijze het achterste van een koe verlaat: mijn handen zijn nog nooit zo zacht geweest.
Wanneer alles fijn vermaald is en naar de mesthoop naast het te bemesten perceel is gebracht worden we allen door de vrouwen uitgenodigd in een half open vervallen stalletje. Eén van de vrouwen neemt het woord en start een gebed. De locatie, het mistige uitzicht en de vaak wederkerende woorden “gracias a Dios” maken op deze anders volmaakte atheïst indruk. Er ontbreekt enkel een ezel, enkele schapen en een baby. Vreemd hoe mensen hier steeds God bedanken voor het weinige dat ze hebben, en hoe wij, Westerlingen, steeds denken dat we onze veelheid aan onszelf te danken hebben. Terwijl we afdalen kijk ik toe hoe één van de vrouwtjes een drie meter lange boom met zich meesleurt en begin ik me af te vragen wie er gelijk heeft. Beneden krijg ik een bord met kip, rijst en tortilla voor mij geschoven. Ik tast toe met het schaamrood op mijn wangen. Ik weet niet wie te danken, maar ik ben dankbaar.

Jrimitos

Vandaag is het zondag 13 februari 2011 en trouwe lezers zullen merken dat er zijn reeds een aantal dagen voorbij zijn gegaan zonder verslaggeving. Drukke dagen en vermoeidheid maken van mij namelijk een trage schrijver. Maar geen nood de zondag brengt redding. Al merk ik hier in Marcala weinig van de zo geliefde rustdag. De straten zijn voller dan ooit en de kelen van de verkoopslieden werken overuren. Gelukkig heeft mijn goede vriend hier beneden een megafoon bij de hand om zijn stembanden te sparen, al denkt mijn ochtendhumeur daar anders over. De voorbije dagen zijn we voor de eerste malen op stap gegaan met Jrimitos. Een kleine bloemlezing:
Dinsdag
We vertrekken vol goede moed richting Las Tranchitas. Een berggemeenschap waar enkele landloze boeren werken op koffieplantages. Ons doel is om hun kinderen aan het werk te stellen. Een beetje extra kinderarbeid voor een mooie fotoreportage is immers goed voor de interne boekhouding van Jrimitos. Aan de rand van de stad wachten we tot één van de passerende pick-ups ons wilt meenemen in zijn kofferbak. Iedere opportuniteit voor een bijkomend inkomen is in Honduras mooi meegenomen en dus is iedereen die in bezit is van een rijdende wagen ook taxichauffeur. Wij hebben geluk: samen met enkele onbekenden krijgen we met zen achten een gratis openluchtlift. De zon brand en mijn haren wapperen in de wind. Ik droom even weg naar meer romantische taferelen en vlieg bij de zoveelste put in het wegdek bijna uit de achterbak. Toch maar bij de zaak blijven Jorge. Ik ben opgelucht wanneer ik terug met beide voeten op de grond sta en we aan de steile wandeling bergop kunnen beginnen. Misschien had ik twee keer moeten denken over mijn schoeiselkeuze, met teenslippers een half oerwoud door blijkt immers geen evidentie. Niettemin geraak ik boven waar we enkele stemmen horen in de dichtbegroeide koffieplantage. Met Lorena voorop gaan we op ons doel af. Enkele hola’s en mucho gusto’s later hebben we een halve stoet kinderen achter ons aan lopen. De vriendelijkheid van de ouders (zelf met machete in de hand) en het enthousiasme van de kinderen doet niet vermoeden dat deze mensen een hard leven hebben. Ik merk weinig van de problematiek waarvan sprake op de vergadering gisteren. Geen mishandelde, ondervoede, ongelukkige kinderen, geen gefrustreerde ouders aan de drank. Maar misschien is er een reden dat we hier onze fotorol komen ontladen en hoogstwaarschijnlijk zit de problematiek dieper en beter verscholen dan in een donker hoekje in een koffieplantage. De kinderen gaan vakkundig te werk en het valt op dat dit niet hun eerste keer is. De dubbelzinnigheid van kinderarbeid is treffend. Deze mensen hebben geen andere uitweg dan de weg van de koffie. Die na de pluk, het drogen, het vermalen en de mooie verpakking in onze tas terecht komt. Maar wees niet gegeneerd wanneer u morgenvroeg uw koffie drinkt, u geeft deze mensen immers een inkomen. Wees eerder gegeneerd als u morgen naast u kop koffie uw krant openslaat en een artikel leest over de ongelijke verdeling tussen Wallonië en Vlaanderen. In deze steeds meer geglobaliseerde wereld zou een iets globalere kijk ons Belgiëland namelijk geen kwaad kunnen.
Woensdag
Vandaag staat ons eerste echte Jrimitos-ervaring op de agenda. Terwijl we richting Campo Colon (een gemeenschap niet ver van Marcala) wandelen, ben ik nerveus als een puber op de vooravond van zijn eerste schooldag. Zullen de kinderen mij wel tof vinden? Zal ik goede punten scoren bij mijn collega’s? Ik verdoem dat Westerse uitvindingen danig diep in me ingebakken zitten dat ik zelf in een land met een sterk uitgewerkte mañana-mañana-cultuur stress moet ondervinden. Ik heb trouwens ontdekt dat het woord ‘esperar’ aan de grondslag ligt van die door mij zo geliefde levensstijl. Daar het beide wachten en hopen betekent, alsof geduld steeds geluk voortbrengt. De Westerse wetenschap moet dit maal het onderspit delven ten opzichte van de Zuiderse wijsheid want tijdens onze wandeling pikken we twee kinderen op die meedoen met de Jrimitos activiteit. Als begroeting krijg ik spontaan een knuffel. Ik weiger te denken dat dit gebruikelijk is en ga van de veronderstelling uit dat ik reeds tof gevonden wordt. Al het andere lijkt plots van minder belang en de stress ebt weg. We komen aan op een overdekte parking waar vroeger de brandweer huisde en waar vandaag de Jrimitos kinderen zich kunnen uitleven beschermd voor de felle zon. De kinderen komen druppelsgewijs toe en wanneer ze allen rustig aan de kant zitten, kunnen we met de activiteiten beginnen. We gaan door met het thema gender daar er in deze streken nog veel machismo heerst. De man werkt en hanteert de machete. De vrouw luistert en doet de rest. U zou de gemiddelde Hondurees kunnen vergelijken met onze Vlaamse bouwvakkers, vlijtig fluitend naar al het schoon dat hun gezichtsveld passeert. Alleen hoort de schone hier de roep te beantwoorden alsof de mannen een hondenfluitje hanteren. We spelen enkele spelen die de mondigheid van de jongeren horen te bevorderen en achteraf wordt er ijverig gereflecteerd. We bespreken in groep wat typisch mannelijk en wat typisch vrouwelijk is. Lang haar en het dragen van sandalen wordt unaniem tot het vrouwelijke beschouwd en ik heb de plotse neiging om al zittend te gaan plassen. Wanneer het groepsgesprek de homoseksuele toer opgaat, wordt de sfeer plots iets grimmiger. Vergeet de mannelijke heerschappij, het zijn de vooroordelen die het hier voor het zeggen hebben. En die zijn voor homo’s, dankzij de machistische, katholieke cultuur, vreemd genoeg niet rooskleurig. Gelukkig redt de achtjarige Karen, een meisje dat al langer deelneemt aan Jrimitos, de dag met haar wijze woorden: “Asi es la vida.”
Donderdag: Radio, El Chiflador
Vanaf vandaag dien ik aangesproken te worden als B.M., ofwel: bekende Marcalees. Mijn persoonlijke zendtijd op de Marcalese katholieke radio was dan misschien wel van korte duur, ergens ben ik zeker dat mijn zegje niet snel vergeten zal worden. Nadat Fibe, Lorena, Dinora, Darwin (allen medewerkers van Jrimitos), Karen, Daniella (meisjes die deelnemen aan Jrimitos) en Liesbeth allen hun uitleg hadden gedaan over Jrimitos was ikzelf aan de beurt. Mijn doodstrijd begon toen ik geheel onverwacht de micro onder mijn neus kreeg geschoven: “Euh watte?” Gelukkig kon ik na een eeuwige stilte, die werd beholpen door een mooi tjingeltjangel-deuntje van de aandachtige presentator, toch nog enkele enigszins nuttige woorden uitbrengen. Niettemin denk ik dat het gemiddelde Belgische IQ sinds deze dag niet erg hoog wordt ingeschat door de luisteraars van Radio San Miguel. Maar ach, radio is entertainment en ik offer mijzelf graag op.
Na mijn succesvol radiodebuut vertrokken we met zen allen richting El Chiflador. Eerst met de bus (waarover later meer) gevolgd door een half uurtje wandelen bergop. El Chiflador is een berggemeenschap waar we vandaag voor de eerste keer een activiteit met Jrimitos organiseren. Een achtenveertig enthousiaste kinderen staan ons op te wachten. We worden begeleid richting het voetbalveld, wat zowat de enige recreatiemogelijkheid voor kinderen is die alle berggemeenschappen gemeen hebben. Maar stel je er niet teveel bij voor: veel zand, hier en daar een plukje gras, zes houten palen en een grazende koe (die overigens koppig blijft staan wanneer er gevoetbald wordt). Overigens heb ik nog nergens een deftige voetbal gezien en vraag ik mij meer en meer af hoe Honduras’ nationale voetbalploeg de wereldbeker heeft gehaald en onze Rode Duivels niet. Dit veld blijkt, op een niet té zonnige dag, de ideale plaats om Jrimitos voor te stellen. We starten met de kinderen enkele regels te laten opstellen en de onze er onopvallend tussen te plaatsen. De uiteindelijke lijst is indrukwekkend: respecteer ‘los jrimitos’ (de kinderen en de animatoren), vloek niet, vecht niet, gooi je vuilnis niet zomaar op grond, roep niet, steek je hand op, wees niet bang om iets te vragen, enz… Als kennismaking wordt er vandaag enkel gespeeld en laten we het educatieve achterwege. Al kan er met spelen alleen ook heel wat bijgeleerd worden. Eén van de spelletjes is bijvoorbeeld olifantestafette: waarbij de kinderen in groepen worden verdeeld en in een rij mooi achter elkaar moeten gaan staan. Vervolgens moet ieder kind één hand door zijn benen steken en met zijn ander hand de hand van de persoon voor hem vastnemen. Alzo doende moet de groep een bepaalde afstand trachten af te leggen. Mijn groep, met hoofdzakelijk zeer jonge jongentjes, heeft het niet helemaal goed begrepen en in plaats van hun hand door hun benen te steken nemen enkelen, niets vermoedend, hun balletjes in de hand. Maar met veel gebaren en hier en daar een handje te helpen (in andere omstandigheden zou een vergelijking met Vangheluwe niet ver gezocht zijn) komen we de dag door. De kinderen en ik hebben zich zichtbaar geamuseerd en binnen vijftien dagen verwacht ik niet minder dan achtenveertig (plus één) enthousiaste jongelingen.
Zaterdag: Pava’s met SEFCA
We slaan een dag over aangezien gisteren een dag was van weinig gebeuren en weinig schrijven. Gisteren hebben we immers gerebelleerd tegen de wetten van de fysica en orde geschept in de chaos van het Jrimitos kantoor. Jammer genoeg geen schatten gevonden en wat mij het meest kon verbazen waren door ratten half opgevreten oude papieren, een dode gekko (vastgeplakt aan een rattenval bestaande uit een bakje met lijm), en een springlevende kakkerlak. Zoals ik reeds zei: een dag van weinig gebeuren.
Vandaag daarentegen ziet er veelbelovend uit. Samen met Lorena gaan we immers in opdracht van SEFCA, een organisatie voor vrouwen, naar een veld in de buurt van Pava’s, op zijn beurt een bergdorpje in de buurt van Marcala. Indien u enige referentie nodig heeft zou u het kunnen omschrijven als een weide in een deelgemeente van Scheldewindeke… maar dan in Honduras.
We worden verwelkomd in de bus door een, naar mijn schatting, tien à elf jarig jongentje. Hij houdt met één hand de deur voor ons open terwijl hij met de ander ons wisselgeld telt en ondertussen met zijn hoofd ons zitje aanduidt. Blijkbaar is de vrouw niet de enige die meerdere zaken gelijktijdig kan uitvoeren en hebben ze hier al langer leren profiteren van de multifunctionaliteit van een kind. Ik wordt geplaatst op de derde rij en wordt langs vier kanten de ruimte ontkend. Links van mij voel ik de (ik moet toegeven) zachte vormen van een oud en reeds flink uitgezet Hondurees vrouwtje. Rechts van mij voel ik het harde metaal en het koude glas die onontkenbaar de gelimiteerde breedte van het busje aantonen. In mijn rug voel ik het constante geschuifel van mijn achterbuur zijn harde knieën terwijl ik langs voor de mijne op mijn beurt, als vorm van gedwongen wraak, in andermans rug boor. Tot overmaat van ramp lijkt het minibusje zijn uitlaat langs de binnenkant te zitten. “Mama, geen zorgen. Ik zal hier niet vermoord of gekidnapt worden. En als ik dan toch in Honduras het loodje moet leggen, zal dat hoogstwaarschijnlijk zijn als gevolg van een pijnloze CO2-vergiftiging.” Om mijn gedachten weg te houden van mijn opborrelende maaginhoud begin ik het aantal mensen in (en half uit) het busje te tellen. Bij aankomst bedraagt het record vierentwintig man in een busje waar we naar Vlaamse normen maximum een tiental Chinese migrantjes in zouden vervoeren. Terwijl ik uitstap voel ik me als een clown in het circus die samen met zijn collega’s één voor één uit hun miniwagen kruipen. Ik droom weg naar een land met NMBS treinen, bussen van De Lijn, overprijsde ritten en slechte uurregeling. Eens buiten tracht ik mijn longen te vullen met de frisse lucht en kent mijn droom een abrupt einde. Mijn inwendige organen geven immers mijn locatie aan: de pot op met België ik zit in de Hondurese Bergen!
Ik weet niet of wij hier echt hoog zitten of de wolken laag, maar alleszins wordt ons zicht beperkt tot enkele meters. Mijn verbazing is dan ook groot als ik plots wordt omsingeld door drie oude vrouwtjes gewapend met machete en hark. Geen zorgen de wapens zijn begrijpelijk als men weet dat we hier zijn om volktuintjes aan te leggen. De volkstuintjes hebben tot doel om de mensen hier iets onafhankelijker te maken van de schommelende voedselprijzen en zijn een initiatief van SEFCA. De tocht naar het te bewerken perceel gaat stijl omhoog. De grond is modderig en glad en lijkt wel het Hondurese equivalent van een skipiste. Maar dit maal ben ik voorbereid: goede wandelschoenen, dikke pull en de blik op oneindig. Bij mijn zoveelste uitschuiver wordt mijn onervarenheid als bergbeklimmer echter pijnlijk duidelijk en word ik voorbijgestoken door de drie Hondurese vrouwtjes. Die allen rustig een praatje slaan terwijl ze zonder moeite en met teenslippers aan het adventure-parcours afleggen. Ik weiger op te geven en zet de achtervolging in: ik klauter over, onder en tussen prikkeldraad, trek me op aan iedere tak die me stevig genoeg lijkt, word af en toe gedwongen op handen en voeten verder te gaan en doe dit alles terwijl ik behendig de vele koeienvlaaien op de bergkam ontwijk. Bovenop de berg wacht mij een verrassing. Ik blijk niet enkel een nieuweling in het bergbeklimmen ook in het boeren heb ik nog veel te leren. Voor mij ligt een enorme hoop verzamelde koeienstront en ik word door de vrouwen verzocht om samen met hun de grote klompen, de één al verser dan de ander, te vermalen. “U leeft maar één keer” wordt mij toegefluisterd, ik zet mijn Westerse preutsheid opzij en begin te verbrokkelen. Eerst met de handen, dan met een stok en als summum mag ik tekeer gaan met de machete. Alsof er een hiërarchie bestaat in het koeienvlavermalen.
Overigens een kleine tip voor degene die binnenkort een bezoek gepland heeft bij de dermatoloog: er bestaat geen betere zalf dan dat wat op natuurlijke wijze het achterste van een koe verlaat: mijn handen zijn nog nooit zo zacht geweest.
Wanneer alles fijn vermaald is en naar de mesthoop naast het te bemesten perceel is gebracht worden we allen door de vrouwen uitgenodigd in een half open vervallen stalletje. Eén van de vrouwen neemt het woord en start een gebed. De locatie, het mistige uitzicht en de vaak wederkerende woorden “gracias a Dios” maken op deze anders volmaakte atheïst indruk. Er ontbreekt enkel een ezel, enkele schapen en een baby. Vreemd hoe mensen hier steeds God bedanken voor het weinige dat ze hebben, en hoe wij, Westerlingen, steeds denken dat we onze veelheid aan onszelf te danken hebben. Terwijl we afdalen kijk ik toe hoe één van de vrouwtjes een drie meter lange boom met zich meesleurt en begin ik me af te vragen wie er gelijk heeft. Beneden krijg ik een bord met kip, rijst en tortilla voor mij geschoven. Ik tast toe met het schaamrood op mijn wangen. Ik weet niet wie te danken, maar ik ben dankbaar.

zondag 13 februari 2011

Dansen op het Hondurese ritme


Om half zeven ’s ochtends sta ik als nieuwsgierige haan te piepen. Nog maar drie dagen weg van huis en ik ben reeds een ander mens, of zou het dan toch de jetlag zijn? Ik gadesla Marcala van op mijn balkon dat onze appartementen verbindt. Het duurt niet lang tot de verstomming toeslaat. Mijn nieuw naamloos stoffig straatje krioelt van de mensen, auto’s en honden. Spaanse uitroepen, getoeter, geblaf en het gekabbel van een riviertje bereiken mijn trommelvlies. Ik ren de trap op richting dak om mijn uitzicht te verbreden. De mensen zoeken warmte noch verkoeling in de verlaten huizen en groepen samen op de stoffige straten bestaande uit stenen en aangestampte aarde. De kleurrijke garderobes, huizen en de vele kraampjes maken van Marcala een ver uitgespreide (rommel)markt.
Auto’s passeren om de haverklap en doen het stof opwaaien. Ik voel me zo nu en dan toeschouwer tijdens de Dakar rally maar geen ziel die zich er iets van aantrekt. En terwijl ik mij over zowat alles verbaas lijken diezelfde Hondurese zieltjes zich trouwens van weinig iets aan te trekken. Het leven gaat rustig zijn gang en het enigste dat hun doet opkijken van hun bezigheid is een duo vreemdelingen die hun staan te bewonderen van op een dakterras. Ons appartementsgebouw bevindt zich blijkbaar in hartje Marcala. De straten rondom ons zijn volgepakt met standjes en winkels en er is voor ieder wat wils.
Zoals groentenkraampjes die buiten de ons bekende groenten (maar dan verser) ook een aantal lokale lekkernijen verkopen. Mij het meest in het oog springend zijn een rode soort bonen en iets groenachtig waarvan ik in eerste oogopslag de lekkerheid betwijfel. Verder zie ik één van de voornaamste oorzaken van mijn vroege ochtend: muziekkraampjes. De charismatische verkoopster tracht haar goed te promoten door om de tien seconden een nieuw lied loeihard af te spelen en ondertussen enkele, voor mij onmogelijke, manoeuvres uit te voeren met haar kont. Na enkele nummers begin ik te betwijfelen wat ze nu eigenlijk poogt te verkopen. De meeste winkels die ik kan waarnemen verkopen kleren en allen proberen ze elkaar af te troeven met de ‘Amerikaansheid’ van hun zaak. ‘Numero uno en ropa Americana’ blijkt de meest voorkomende verkoopsslogan in Marcala. Van één ding ben ik nu al zeker: Marcala leeft.
Onze eerste vrijwillige opdracht voor Jrimitos is een vergadering bijwonen. We zitten rond tafel met allerlei organisaties die werken rond kinderen, jongeren, vrouwen of ouders in en rondom Marcala. De vergadering gaat van start met een gebed. Ik stel mij net als de anderen recht en buig het hoofd. Jammer genoeg kan ik bij deze niet langer mijn collega’s volgen, ik blijf roerloos staan met ogen op de grond gericht en hoop dat er bij een Hondurees gebed geen ingewikkelde plechtigheden horen. Wanneer de ‘amen’ klinkt haal ik opgelucht adem maar de beproeving blijkt nog niet gedaan. Eén voor één stelt iedereen zich voor en wanneer de kring van een dertigtal mensen als laatste mij bereikt sta ik nog steeds met een mond vol tanden. Ik brabbel iets in mijn beste Spaans, maar dat blijkt minder goed dan gedacht en hoewel de mensen beleefd knikken wanneer mijn pleidooi zijn einde bereikt vrees ik dat mijn zinsbouw, woordenschat en vervoegingen nog veel werk nodig hebben. De vergadering gaat voort en er wordt gelijktijdig geluisterd, gepraat, gediscussieerd, getelefoneerd en gelachen en ik heb desondanks grote moeite om geconcentreerd te blijven. Opletten tijdens een gesprek in een vreemde taal blijkt moeilijk en eens je heel even de aandacht verliest, ben je voor altijd verloren. Ik begin de frustratie van heel wat mensen in België te begrijpen en nochtans gaat de vergelijking niet op aangezien het Spaans ten opzichte van het Nederlands nog enige logica vertoont. Misschien moet iedere Vlaams Belanger zich eens een zestal maand in China trachten te integreren.
Niettemin overleef ik de voormiddag zonder ons nieuwe landgenoten te beledigen met mijn geronk. Vanuit het stadhuis maken we een wandeling richting het Jrimitos-kantoor. Stadspark, ons huis en het kantoor blijken op enkele straten van elkaar te liggen. En naar analogie van centrum Marcala is ook het bureau zeer beperkt in grootte. Net groot genoeg voor een plastieke tafel voor vier, veel rommel (lees: speelgoed, spelletjes, paparassen, een grote papier-maché banaan,..) en een wc met bijhorende lavabo. De nacht valt vroeg in Marcala en reeds rond zeven uur dalen we in het donker af richting thuis. De vele standjes zijn reeds opgekraamd en de rust is wedergekeerd. Niet veel later is het ook voor ons tijd om de stilte op te zoeken. In Marcala heb je immers geen keus: je leeft aan het ritme van de stad. Maar mij hoor je niet klagen, ik wil immers voor niets de gratis dansvoorstelling missen.

woensdag 9 februari 2011

Aankomst

We zijn er. Eindelijk. Ik aanschouw de eerste brokken Honduras vanuit mijn vliegtuigzitje. Eilanden te klein om op te leven met maagdelijk witte stranden ingesloten door een hemelblauwe zee. Google-foto’s zat er dan toch niet zo ver van. We landen, stappen uit en schuiven aan: douane. Ons eerste ontmoeting met een Hondurees op Hondurees grondgebied verloopt stroef. Hoewel hij een Spaans voetbaltruitje aanheeft is de veiligheidsagent allesbehalve frivool in zijn uitvoering. Ik trek me er weinig van aan en lach, deels blij omdat ik mijn bestemming heb bereikt deels uit een gespannen onwennigheid. Wat nu gedaan?
We rollen en dragen onze bagage het Hondurees grondgebied binnen. Ik heb zin om door mijn knieën te gaan en de grond te kussen maar krijg in de plaats een Vlaamse en Hondurese vrouw voor mij geschoven. Ik neem dankbaar aan en kus. Al pratend nemen we de taxi richting busstation en de bus richting Marcala. Onderweg aanschouw ik het Hondurese land en leven. Mijn eerste indrukken:
• De zon, de bergen, het blauw van de zee, het groen van de bomen;
• Palmbomen, tropische bomen, dennenbomen;
• Fibe een halve Belgische, Lorena een Hondurese pocketreisgids;
• Soldaten met bijhorende wapens;
• Andermaal lege pick-uptrucks, pick-uptrucks gevuld met fruit, pick-uptrucks gevuld met mensen;
• Paard en kar;
• Honden, grazende koeien in de wei, grazende koeien in de zijberm, grazende geiten in de middenberm, gierende gieren in de lucht, reigers op de oever;
• Vuilnis langs de baan, vuilnis in de rivier, vuilnis in brand;
• Voetpaden doch schaars;
• Fruitstandjes langs straat;
• Kinderen die fruit verkopen, kinderen die kranten verkopen, kinderen die cd’s verkopen, kinderen die rietsuiker verkopen, kinderen die hun kindertijd verkopen;
• Colareclame, pepsireclame, mij onbekende reclame, colareclame, pepsireclame, colareclame, pepsireclame;
• Mensen die staren, mensen waar ik naar staar;
• Welgevormde achterwerken, grote balkons, dikke buikjes, kleine vrouwen;
• Petjes of cowboyhoeden op de hoofden, hemden of T-shirts strak in de jeans;
• Zweetdruppels op mijn voorhoofd;
• Behulpzame mensen;
• Propere toiletten, toiletpapier;
• Grote huizen, kleine huizen, huizen met golfplaten;
• Drukte, rust;
• Een ondergaande zon
• Een tevreden ik.
Vijf à zes maand lijkt plots minder lang en dat gevoel wordt nog versterkt bij onze eerste tussenstop. Fibe en Lorena nemen ons uit eten. Het panorama, een meer met enkele vissersbootjes omringt door groene bergen, overtreft ditmaal googles stoutste foto’s. Na het verorberen van een levende verse vis met handen en vork staan we opnieuw langs de kant van de weg te wachten op een toevallige passant die ons richting uit moet. De eerste bus die ons voorbijrijdt is meteen raak. Een nieuwe indruk: er zijn niet veel richtingen in Honduras.
De nacht valt en we rijden na een tocht van acht uur Marcala binnen. Lorena en Fibe zitten ondertussen achteraan de pick-up van een behulpzame vriendin. Geen evidentie als je weet dat de weg naar Marcala meer putten heeft dan asfalt en we vaker worden gedwongen te spookrijden dan mij lief is. Maar een mens went snel aan nieuwe omgevingen en wanneer we voor ons appartement stoppen plakt mijn wang nog half aan het venster, een land ontdekken is vermoeiend. Darwin, een andere medewerker van Jrimitos, staat ons reeds op te wachten met de sleutels. Ik veeg het streepje kwijl van mijn mondhoek en doe mijn uiterste moeite om er fris uit te zien. Laten we hopen dat eerste indrukken niet allesbepalend zijn. Ik stap op de eerste verdieping mijn nieuw keizerrijk binnen. Keuken, woonkamer en slaapkamer worden met de hulp van een uitklapbare sofa handig in één ruimte verwerkt. Maar plaats genoeg en de kanten gordijnen, de bakstenen muren, de tegels op de grond en aan de muur, het ingebouwd kookeiland met vaste krukjes en de houten kasten verwelkomen me thuis. En hoewel ik vijf maand scheef op de pot zal moeten zitten, daar er niet genoeg beenruimte is om mij comfortabel neer te planten, ben ik tevreden. Ik neem afscheid van Fibe, Lorena, Darwin en mijn eerste Hondurese dag en plof neer in bed. Met mijn voeten in de lucht val ik slaap. Een nieuwe indruk: Hondurese mensen hebben korte beentjes.

Southern Hospitality

Housten is waarschijnlijk de meest verschrikkelijke stad om in vast te zitten, was het niet dat dit de bakermat is van onze moderne samenleving. Geloof mij dus als ik zeg dat Europa’s toekomst, en meer bepaald de Hummer limousine voor uw sweet sixteen, er rooskleurig uitziet. Wij daarentegen hadden een minder kleurrijk vooruitzicht: zaterdag middag om 12u checkten we uit het hotel met het plan om onze resterende tijd (onze vlucht vertrekt zondagochtend) te spenderen in de hotellobby en de luchthaven. Ik zal u de details van deze boeiende middag, gevuld met facebook, hotelverkenning en kampenbouwen, besparen en onmiddellijk de brug maken naar ons laatste avondmaal in Houston. Ditmaal twee chicken quesadillas en twee budweisers.
Maar het enige dat werkelijk van tel was zat aan de tafel naast ons. Hij had een snor in een mooie boog tot aan zijn kin, droeg een zwarte hoed met brede rand en had puntige schoenen met bijhorende hak en sporen. Het geluid van zijn voetstappen deed mij denken aan stoffige verlaten straten, ‘saloons’ met klapdeuren en een jonge Clint Eastwood met half dichtgeknepen ogen en handen gebogen over beide revolvers. Zou het werkelijk kunnen…?
Ons vermoeden wordt onmiddellijk bevestigd wanneer Terry Mcdonald ons voor een eerste maal aanspreekt. “Howdy strangers, how come you’ve been here all day?” We doen ons verhaal in gebrekkig Texaans en repliceren met een gelijkaardige vraag. Uit zijn antwoord blijkt dat we te maken hebben met een authentieke cowboy. ‘Terry’ is namelijk samen met collega ‘Kelly’ en vriendinnen ‘Pat’ en ‘Dorry’ op zoek naar zijn gestolen vee.
Bij deze een kleine oproep: iedereen die onlangs een resem Texaanse moederkoeien en kalfjes ter waarde van een slordige 15000 dollar heeft zien passeren, gelieve zich bij mij te melden.
Het blijkt dat Terry’s ranch zich net naast het hotel bevindt en dat hij samen met Kelly de videobeelden analyseert in de hoop een glimp van de dader op te vangen. Wij zijn zowaar getuige van een Crime Scene Investigation en ik voel de plotse nood om alles wat ik net heb aangeraakt zorgvuldig af te vegen. Wat gevloek over de slechte hulp in het hotel en enkele cowboygrappen later zitten we met zen allen boven in de bar. Ik heb mijn zoveelste pint in mijn hand en wanneer gespreksonderwerpen als horsebackriding, rodeos, roping en snipehunting de revue passeren realiseer ik me plots dat ik wel vaker in Houston wil stranden. We verblijven onze laatste nacht in het logeerbed van Kelly en Dorry en bekijken met grote ogen hun stal, cowboyboots en souvenirs. Er zijn een aantal nieuwe elementen aan het cowboyhuis toegevoegd sinds ik mijn laatste westernfilm heb gezien zoals de highway die net naast het huis passeert of de 8-tal televisie en computerschermen. Kelly en Dorry beloven ons bij het volgende bezoek het ‘echte’ Texas te tonen maar ik denk bij mezelf dat er niets authentieker is dan hun ‘southern hospitality’.

zaterdag 5 februari 2011

Houston

Na een tussenstop in Newark en veertien uur vliegen dwarrelen twee verdwaasde zieltjes neer op Houston. Maar onze eindbestemming bereiken blijkt minder eenvoudig: onderweg hebben we een man uit Clasgow ontmoet die al een viertal dagen onderweg is. De boosdoener: sneeuw. Zijn bestemming: San Pedro Sula, Honduras.
Gelukkig zitten wij reeds in Texas. Het land van cowboys, lang uitgerekte zandvlaktes, occasionele cactussen en vooral de eeuwig brandende zon. Maar bij aankomst is er tot grote treurnis van Liesbeth geen Lucky Luke te bespeuren. Onze geliefde cowboy is met de zon in zijn zadeltas achter de horizon verdwenen. De weersvoorspellingen luiden het slechte nieuws in: sneeuwstorm, onze vlucht van vrijdagochtend wordt tot zondag uitgesteld.
Het Amerikaans avontuur kan beginnen. Drie dagen Texas met 180 dollar. De airport shuttle brengt ons tot het Ramada hotel. Eén spaghetti and meatballs, één cheeseburger, twee Budweisers, een goede nachtrust en 90 dollar verder staan we aan de ontbijttafel. Plastieken borden, plastieken tassen, plastiek bestek en plastieken toasts met peanutbutter and jelly maken hun opwachting. Op de achtergrond en toch heel aanwezig: ‘the weather channel’. Indrukwekkende beelden van sneeuwlandschappen, slippende auto’s en donkere wolkjes met immense witte vlokken. Buiten ligt het openluchtzwembad er echter vredig bij: niet bevroren en zonder witte sneeuwlaag. Gelukkig is er onze shuttlechauffeur om ons tot bedaren te brengen. Om één uur gaan we met zen allen richting ‘mall’.

Daar aangekomen worden alle stereotype beweringen over de VS nogmaals bevestigd. Het shopping centre kan gelijk gesteld worden aan vier maal de veldstraat en is naar Amerikaanse normen blijkbaar aan de kleine kant. Maar belangrijker is het gebrek aan mogelijkheden naast het consumeren. Enkel de cinemazaal kan zich enigszins distantiëren van de onvervalste geldsmijterij. Alhoewel een film met de titel ‘from Prada to nada’ nu niet bepaald als nuttige vrijetijdsbesteding bestempeld kan worden.


Vier uur slijten in de ‘mall’ zonder geld lijkt ons nu al een mission impossible en vlijtig gaan we opzoek naar een supermarkt om onze uitgaven te beperken. De microgolf in onze hotelkamer kan immers de kosten van het avondmaal tenietdoen. Maar inkopen doen in dit stadje zo’n 50 mijl (reken zelf maar om) verwijderd van Houston blijkt geen evidentie. Wat we buiten te zien krijgen is niet de ons bekende Texaanse prairie doch het landschap wel omschreven kan worden als een vlakke woestenij waar enkel de wet van de sterkste geldt. Twee drierijvaksbanen weigeren ons toegang tot de overkant. Langs weerskanten wordt de asfaltrivier afgebakend door immense winkels en de gigantisch parkings die hun omsingelen worden enkel doorbroken in hun eentonigheid door oases in de vorm van een fastfoodrestaurant. We wandelen vol goede moed richting Walmart en al snel begin ik te begrijpen waarom moderne cowboys elkaar trachten te overtreffen in grootte van hun pick-up truck. Overal waar ik kijk zie ik Fords en Chevrolets met glinsterende velgen maar ikzelf word gedwongen te wandelen in een modderige zijberm. In de Verenigde Staten is er namelijk geen plaats voor miezerige voetgangers, zebrapaden of trottoirs. De Verenigde Staten zijn groots in alles doch een beetje nederigheid hun niet zou misstaan. De Amerikaanse cultuur lijkt wel (net als de meerderheid van zijn volgers) een bolvormig mannetje met een klein hoofdje en beperkte ledematen, zichzelf voortrollend richting ontwikkeling en economische vooruitgang. Terug in het hotel beland verlang ik stiekem naar Europa waar verfijndheid, in alle betekenissen van het woord, nog steeds als ideaal beschouwd wordt. Maar geen tijd voor heimwee, net bericht gehad van Fibe. In Honduras schijnt de zon als nooit te voren. ‘I’m a poor lonesome cowboy’ en verdwijn binnenkort vol goede moed achter de horizon, het avontuur tegemoet…