Semana Santa gaat van start en wij gaan er vandoor. Vakantie! Omstreeks half vier ’s ochtends zeggen we onze hoge werkdruk in het harde Honduras vaarwel. Op naar het tropisch paradijs waar de Maya’s heersen en de ongelukkigheid wordt onderdrukt, waar kolibries en quetzals de hemel kleuren en waar de meer verstandige Noord-Zuid-student zijn stage volbrengt. Uit mijn busraampje zie ik hoe het frisse berglandschap langzaam plaatsmaakt voor de hitte van noordelijk Honduras om als orgelpunt opgeslorpt te worden door het duivelse San Pedro Sula. Waar de Mara’s heersen en waar de armoede drukt, waar bloed en vuilnis de straten kleuren en waar de minder rijke Zuid-mens zijn leven volbrengt. Gelukkig is onze doortocht van korte duur en terwijl we op onze volgende bus wachten wordt ons eindbestemming aan ons verraden door het aantal toeristen. Een hoeveelheid gringos bij elkaar waar men in Marcala enkel van dromen kan. Grote blonde vrouwen en rijke blanke mannen. Gevangen tussen natte droom en nachtmerrie. De droom die men enkel dromen kan, de afgunst die men enkel haten kan.
Hoewel ook wij het aantal bleke gezichten, korte broekjes en crocks niet meer gewoon zijn, is het onderscheid tussen wij en hun voor de gemiddelde Hondurees onzichtbaar. Mijn pas verworven Marcalese nationaliteit wordt aan recordtempo ingeruild voor het lidmanschap bij de bende wandelende geldbuideltjes. Ik krijg de plotse neiging om mijn kousen en korte broek hoog op te trekken, een camera rond mijn nek te hangen en een landkaart omgekeerd vast te houden. De Homo Touristicus die zoals altijd vlijtig zijn evolutionaire voorganger bestudeert. Maar terwijl de gewone mens subject wordt van het archeologisch onderzoek liggen wij reeds lang te slapen in onze comfortabele bus met één persoon per zitje en extra beenruimte. Het leven in Latijns-Amerika is niet altijd kommer en kwel. Die wijsheid wordt nogmaals bevestigd wanneer Angel ons omstreeks acht uur ’s avonds komt ophalen aan het busstation. Na een roadtrip van welgeteld zeventien uur komen we aan bij Angel, ons nieuwe thuis voor de komende dagen in hartje Guatemala Ciudad.
Mijn nieuwe, en Liesbeths oude vriend blijkt deel uit te maken van de Guatemalteekse hogere klasse. Wat zijn erasmusperiode in Europa nog niet had verklapt, wordt nu duidelijk gemaakt door de twee auto’s op de oprit, de beveiligde woonwijk, het huis om in te wonen, het huis om in te werken, de moderne keuken en de grote televisie. Hoewel deze nieuwe omgeving vreemd aanvoelt na bijna drie maand Hondurese realiteit, kan ik Angel moeilijk schuldgevoel aanpraten. Ik ben immers thuisgekomen. Een Vlaamse enclave in een Latijns-Amerikaanse metropool. Beschermd voor Mara’s en armoede, met de luxe die geen van ons nodig heeft maar die we allemaal zo begeren. Het is een blij weerzien met een tweepersoonsbed, dikke gordijnen en dubbel glas. De stilte zwijgt, het donker licht op en het duurt niet lang vooraleer ik in een diepe slaap beland.
Dankzij onze eerste lange nachtrust in maanden staan we de dag na onze verplaatsing reeds klaar om een vulkaan te beklimmen. Onze winnaarsmentaliteit is duidelijk wanneer we in Angels 4x4 de voet bereiken: ‘Volcan Pacaya’ zal eraan moeten geloven. Maar zelfs met geblindeerde ruiten en elektronische snufjes kan de jeep ons niet tot aan de top brengen. De flank beklimmen wordt een karwij voor onze geoliede kuiten en dijen waar we na een kleine honderd bergemeenschap-bezoeken gelukkig alle vertrouwen in hebben. Een verplichte gids wordt nog weifelend in ontvangst genomen maar aangeboden paarden en wandelstokken worden resoluut geweigerd. Beenspieren worden opgewarmd en gestretcht, de lavagesteente ondergrond geeft me een vertrouwd La Palma gevoel en in een mum van tijd bereiken we ons eindpunt. Na een uur wandelen zit ons tocht erop. Verdere doorgang wordt ons ontkend en het binnenste van onze planeet zullen we vandaag niet te zien krijgen. Wolken en telefoonmasten blokkeren mijn zicht en vulkanische steentjes kruipen tussen voetzool en Teva’s. Ik begin te vermoeden dat de toeristen het fout hebben en dat Guatemala geen maat is voor ons Honduras. Een neerslachtigheid bereikt mijn kop en wordt benadrukt door enkele grijze wolken die voorbij trekken. Op dat moment haalt Angel een zak marshmellows boven. Stokken worden gescherpt en sponzige snoepjes worden in een gat tussen de rotsige ondergrond gestopt. Nog geen tien seconden later wordt een goudbruin korstje in mijn mond gepropt. De warme zoetigheid en mogelijks enkele giftige gassen vullen mij met de wetenschap dat deze vulkaan leeft. Het duurt niet lang eer haar hete adem mij bereikt. Mijn neerslachtigheid stijgt op en enkele regendruppels slaan met een sissend geluid neer op de rotsen. Moeder natuur stilt onze honger en met ons vieren gaan we een grot binnen. De hitte overmant me, het zweet breekt me uit. De grot maakt een lichte opwinding in me los en ik begrijp eindelijk waar ons aarde haar vrouwelijkheid aan te danken heeft. Bevredigd bereiken we een klein uur later ons thuishaven.
Guatemala Ciudad is zowat de tweede grootste stad van Centraal-Amerika na Mexico City en in die grootsheid verdwijnt het miezerig Marcala uit onze gedachten. Het centrale park is gevuld met Samana Santa kraampjes en wordt omringd door wat koloniale grootsheid. We bezoeken de kerk eerbiedig in stilte en gaan even later de overdekte markt binnen voor een typisch Guatemalteekse hap. Ver geraken we niet. We vergapen ons aan de honderden kraampjes en duizenden kleuren, de traditionele garderobes en indiaanse gelaten. De toerist in ons wordt losgelaten en onze broze hartjes smelten wanneer beschermengel Angel armbandjes voor ons koopt. De zorgeloosheid als legale immigrant blijkt echter een vluchtige luxe en het is dankzij een oude bekende dat overpeinzingen zich weer meester van mij maken. Armoede blijkt niet te ontvluchten in Latijns-Amerika. Zelfs in een land dat overrompeld wordt door dollarbriefjes stapelen tekorten zich op. Hier voelt de miserie anders aan, snijdt het mes der medelijden op een of andere manier dieper dan in Honduras. Misschien zijn het de felle contrasten eigen aan grote steden die het mes scherpen. De 4x4 geparkeerd naast een bedelend vrouwtje, het eindeloze spectrum nachtelijk neonlicht ten opzichte van de grijze dagen, het vuile schoenpoetsertje boven zijn blinkend stuk arbeidskunst. De nabijheid van rijkdom die de frustratie van de vastgeroeste armoede voedt. In Honduras is er geen blijk van een alternatief, is er enkel de strijd en geen belofte op verlossing. Daarmee dat daar ook het Christendom floreert, het laatste restje hoop op beterschap, zelfs al moeten we daarvoor eerst de dood vinden. In Guatemala leeft nog de Mayacultuur wat deze leek steeds doet denken aan een sterke verbondenheid met de natuur, de zon, de sterren, het hier en het nu. Mogelijks is het enkel mijn verlangen naar Pocahontasromantiek maar op één of andere manier herken ik die mentaliteit nog steeds in het Guatemalteekse volk. In hun koppigheid waarmee men nog steeds de kleren draagt die hun Spaanse overwinnaars aan hun opdrongen. In hun vastberadenheid om het hier en nu te verbeteren en in hun doorzettingsvermogen waarmee men zorgeloos wandelende geldbuideltjes te lijf gaan. Zelfs deze gebronsde, half lege en versleten portefeuille kan niet ontsnappen aan de vele vragende handen die keer op keer aanvoelen als een slag in het gezicht. Maar op een of andere manier blijft hun gerechtigde vraag onbeantwoord. Op een of andere manier slaag ik erin de bedelaars, opdringerige marktkramers en smekende handen te negeren. Op één of andere manier blijven hun vragende handen leeg en wordt mijn hart gevuld met schuld.
Hoewel ook wij het aantal bleke gezichten, korte broekjes en crocks niet meer gewoon zijn, is het onderscheid tussen wij en hun voor de gemiddelde Hondurees onzichtbaar. Mijn pas verworven Marcalese nationaliteit wordt aan recordtempo ingeruild voor het lidmanschap bij de bende wandelende geldbuideltjes. Ik krijg de plotse neiging om mijn kousen en korte broek hoog op te trekken, een camera rond mijn nek te hangen en een landkaart omgekeerd vast te houden. De Homo Touristicus die zoals altijd vlijtig zijn evolutionaire voorganger bestudeert. Maar terwijl de gewone mens subject wordt van het archeologisch onderzoek liggen wij reeds lang te slapen in onze comfortabele bus met één persoon per zitje en extra beenruimte. Het leven in Latijns-Amerika is niet altijd kommer en kwel. Die wijsheid wordt nogmaals bevestigd wanneer Angel ons omstreeks acht uur ’s avonds komt ophalen aan het busstation. Na een roadtrip van welgeteld zeventien uur komen we aan bij Angel, ons nieuwe thuis voor de komende dagen in hartje Guatemala Ciudad.
Mijn nieuwe, en Liesbeths oude vriend blijkt deel uit te maken van de Guatemalteekse hogere klasse. Wat zijn erasmusperiode in Europa nog niet had verklapt, wordt nu duidelijk gemaakt door de twee auto’s op de oprit, de beveiligde woonwijk, het huis om in te wonen, het huis om in te werken, de moderne keuken en de grote televisie. Hoewel deze nieuwe omgeving vreemd aanvoelt na bijna drie maand Hondurese realiteit, kan ik Angel moeilijk schuldgevoel aanpraten. Ik ben immers thuisgekomen. Een Vlaamse enclave in een Latijns-Amerikaanse metropool. Beschermd voor Mara’s en armoede, met de luxe die geen van ons nodig heeft maar die we allemaal zo begeren. Het is een blij weerzien met een tweepersoonsbed, dikke gordijnen en dubbel glas. De stilte zwijgt, het donker licht op en het duurt niet lang vooraleer ik in een diepe slaap beland.
Dankzij onze eerste lange nachtrust in maanden staan we de dag na onze verplaatsing reeds klaar om een vulkaan te beklimmen. Onze winnaarsmentaliteit is duidelijk wanneer we in Angels 4x4 de voet bereiken: ‘Volcan Pacaya’ zal eraan moeten geloven. Maar zelfs met geblindeerde ruiten en elektronische snufjes kan de jeep ons niet tot aan de top brengen. De flank beklimmen wordt een karwij voor onze geoliede kuiten en dijen waar we na een kleine honderd bergemeenschap-bezoeken gelukkig alle vertrouwen in hebben. Een verplichte gids wordt nog weifelend in ontvangst genomen maar aangeboden paarden en wandelstokken worden resoluut geweigerd. Beenspieren worden opgewarmd en gestretcht, de lavagesteente ondergrond geeft me een vertrouwd La Palma gevoel en in een mum van tijd bereiken we ons eindpunt. Na een uur wandelen zit ons tocht erop. Verdere doorgang wordt ons ontkend en het binnenste van onze planeet zullen we vandaag niet te zien krijgen. Wolken en telefoonmasten blokkeren mijn zicht en vulkanische steentjes kruipen tussen voetzool en Teva’s. Ik begin te vermoeden dat de toeristen het fout hebben en dat Guatemala geen maat is voor ons Honduras. Een neerslachtigheid bereikt mijn kop en wordt benadrukt door enkele grijze wolken die voorbij trekken. Op dat moment haalt Angel een zak marshmellows boven. Stokken worden gescherpt en sponzige snoepjes worden in een gat tussen de rotsige ondergrond gestopt. Nog geen tien seconden later wordt een goudbruin korstje in mijn mond gepropt. De warme zoetigheid en mogelijks enkele giftige gassen vullen mij met de wetenschap dat deze vulkaan leeft. Het duurt niet lang eer haar hete adem mij bereikt. Mijn neerslachtigheid stijgt op en enkele regendruppels slaan met een sissend geluid neer op de rotsen. Moeder natuur stilt onze honger en met ons vieren gaan we een grot binnen. De hitte overmant me, het zweet breekt me uit. De grot maakt een lichte opwinding in me los en ik begrijp eindelijk waar ons aarde haar vrouwelijkheid aan te danken heeft. Bevredigd bereiken we een klein uur later ons thuishaven.
Guatemala Ciudad is zowat de tweede grootste stad van Centraal-Amerika na Mexico City en in die grootsheid verdwijnt het miezerig Marcala uit onze gedachten. Het centrale park is gevuld met Samana Santa kraampjes en wordt omringd door wat koloniale grootsheid. We bezoeken de kerk eerbiedig in stilte en gaan even later de overdekte markt binnen voor een typisch Guatemalteekse hap. Ver geraken we niet. We vergapen ons aan de honderden kraampjes en duizenden kleuren, de traditionele garderobes en indiaanse gelaten. De toerist in ons wordt losgelaten en onze broze hartjes smelten wanneer beschermengel Angel armbandjes voor ons koopt. De zorgeloosheid als legale immigrant blijkt echter een vluchtige luxe en het is dankzij een oude bekende dat overpeinzingen zich weer meester van mij maken. Armoede blijkt niet te ontvluchten in Latijns-Amerika. Zelfs in een land dat overrompeld wordt door dollarbriefjes stapelen tekorten zich op. Hier voelt de miserie anders aan, snijdt het mes der medelijden op een of andere manier dieper dan in Honduras. Misschien zijn het de felle contrasten eigen aan grote steden die het mes scherpen. De 4x4 geparkeerd naast een bedelend vrouwtje, het eindeloze spectrum nachtelijk neonlicht ten opzichte van de grijze dagen, het vuile schoenpoetsertje boven zijn blinkend stuk arbeidskunst. De nabijheid van rijkdom die de frustratie van de vastgeroeste armoede voedt. In Honduras is er geen blijk van een alternatief, is er enkel de strijd en geen belofte op verlossing. Daarmee dat daar ook het Christendom floreert, het laatste restje hoop op beterschap, zelfs al moeten we daarvoor eerst de dood vinden. In Guatemala leeft nog de Mayacultuur wat deze leek steeds doet denken aan een sterke verbondenheid met de natuur, de zon, de sterren, het hier en het nu. Mogelijks is het enkel mijn verlangen naar Pocahontasromantiek maar op één of andere manier herken ik die mentaliteit nog steeds in het Guatemalteekse volk. In hun koppigheid waarmee men nog steeds de kleren draagt die hun Spaanse overwinnaars aan hun opdrongen. In hun vastberadenheid om het hier en nu te verbeteren en in hun doorzettingsvermogen waarmee men zorgeloos wandelende geldbuideltjes te lijf gaan. Zelfs deze gebronsde, half lege en versleten portefeuille kan niet ontsnappen aan de vele vragende handen die keer op keer aanvoelen als een slag in het gezicht. Maar op een of andere manier blijft hun gerechtigde vraag onbeantwoord. Op een of andere manier slaag ik erin de bedelaars, opdringerige marktkramers en smekende handen te negeren. Op één of andere manier blijven hun vragende handen leeg en wordt mijn hart gevuld met schuld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten