zondag 20 maart 2011

Koffiefeest deel 1: El Chiflador

Het leven is mooi op zondagavonden in Honduras. In mijn bord barbecuevlees, een lookpatatje en pasta: overschot van vorige nacht. In mijn beker een klutsje overschot rum. In mij een overschot gelukzalige gevoelens van de voorbije week. Ik zou het liefst alles invriezen en op een sombere, grijze Belgische avond het lookpatatje, het vlees, de sterrenhemel, de nazinderende kontschut-muziek, het nazinderende kontgeschut en de gelukzalige gevoelens in mijn microgolfoven ontdooien en verorberen. Maar de techniek ontbreekt mij. Dan maar alles neerpennen en hopen dat het geschrift mijn geheugen overleeft.

Deel 1: Donderdag, El Chiflador
Jrimitos werkt in zo’n tiental verschillende gemeenschappen. Allen met een wederkerend karakter: sommige bezoeken we één maal per week, andere twee maal per week en één enkele gemeenschap wordt slechts één keer per maand afgewerkt. Vandaag is het de beurt aan El Chiflador, dezelfde gemeenschap die we enkele weken geleden voor de eerste maal bezochten. De activiteit gaat door van twee tot vier uur waardoor we de voormiddag vrij hebben om spelen te verzinnen, ons gerief bij elkaar te zoeken, inkopen te doen en ons richting gemeenschap te begeven. Niettemin vertrekken we deze ochtend extra vroeg en hoewel ik u graag anders doe geloven is het niet uit een teveel aan altruïsme. Eén voormiddag ijverig het eigenbelang najagen zal de Hondurese kinderen wel niet schaden. Ons dagelijks vervoersritueel wordt uitgevoerd: we liften of nemen de bus zover mogelijk, en betalen onze chauffeur of bedanken hem voor de liefdadigheidsrit. Vanaf hier begint onze vrijwillige omweg richting berggemeenschap. Naarmate we onze lunchplek naderen wordt het pad smaller en begroeider. Rond mij zie ik een overvloed aan groene varens en roze bloemen, die mij in deze tropische omgeving op een vreemde manier heel gewoon lijken. Om de tocht niet te lastig te maken slinger ik imaginair van liaan naar liaan en vind ik verkoeling dankzij een denkbeeldig tarzanslipje. Enkele meters lager kronkelt een riviertje zich stroomopwaarts richting hoger gelegen gebied, wij volgen. Onze voeten worden in overeenstemming met de grond eronder steeds modderiger en wanneer we onze bestemming naderen is het wandelen veranderd in een gecontroleerd uitslieren. We bereiken El Chiflador al glijdend en de perfect blauwe lucht wordt onverklaarbaar gevuld met kleine waterdruppels. Enkele tientallen meters verder wordt het raadsel van de wolkenloze regen onthult. Voor de tweede maal sinds het begin van mijn Hondurees avontuur sta ik oog in oog met moeder natuur in de vorm van een waterval. Haar tranen vallen loodrecht naar beneden en bevruchten de omringende flora met de moed der wanhoop. Hoewel de beschaafde wereld ver achter ons ligt lijkt het wel of haar doodstrijd het einde nadert. Ook dit stukje tuin van eden zal weldra plaats maken voor ons betonnen bestaan. De eerste tekenen van verval worden mij reeds geopenbaard in de vorm van plastieken buizen die het doorzichtige verdriet aftappen bij de bron en veilig naar mijn Marcalese wc-pot vervoeren. Maar ook dit nieuw inzicht zal mij niet weerhouden van te schijten en ondanks de sombere gedachten sta ik vol blijdschap het tafereel te bewonderen. We dalen af naar enkele platte stenen in het midden van de rivier en onderweg laat ik onze fles frisdrank in het water vallen. Half naakt duik ik even later tevergeefs de zoetigheid achterna, ditmaal lijkt de natuur een stukje beschaving opgeslokt te hebben. Terwijl ik opdroog geniet ik van mijn bord afhaalchinees die zelfs in Marcala hun numeriek overgewicht bewijzen. Je komt er namelijk amper Westerlingen tegen maar vindt er wel twee kitscherig oosters ingerichte restaurants terug. We wandelen verder richting de gemeenschap ‘El Chiflador’ (een half uurtje van de waterval vandaan) en ik bedenk hoe vreemd onze wereld in elkaar zit. Hoe we een leven trachten te bouwen op een onstabiele hoop zelfgeproduceerd afval en verbaasd zijn wanneer alles als een kaartenhuis in elkaar valt. Hoe we ons televisietoestel aanzetten, droevig zijn om het verre leed en verder zappen. Denkend dat ons niets kan overkomen, denkend dat Japanners, Arabieren en Hondurezen onze buren niet zijn. Ergens ben ik blij dat het wereldnieuws enkel sporadisch bij mij komt binnensijpelen en ik geen aandacht hoef te besteden aan stijgende olieprijzen, dalende economieën en het aantal Vlaamse slachtoffers. Het leed van ons egocentrisch volkje is namelijk nog steeds meerwaardig en ik wordt lichtjes misselijk wanneer ik hoop dat onze dorpsgek Khaddafi gelijk heeft. Dat de kruisvaarders en nieuwe kolonisators op zijn Hitlers de oorlog zullen verliezen. Misschien weende moeder natuur daarnet wel tranen van blijdschap. Gelukkig om een klein beetje wraak tegen de menselijke arrogantie. Ik bedenk hoe nietig mijn bijdrage hier is. Hoe weinig ik kan helpen en of ik met mijn Westerse wijsheid niet meer kwaad doe dan goed. Ergens ben ik blij dat ik voor de laatste keer over gender moet gaan preken. Het liefst begraaf ik mijn strijdbijl en laat ik mijn vreedzame oorlog tegen seksisme, armoede en ongelijkheid onbeslist. Maar mijn ouders hebben me goed opgevoed en hoewel ik vaders ongeloof en hopeloosheid ten volle begrijp ben ik te jong om eraan toe te geven. Noem me hardnekkig naïef maar misschien had onze overbuurvrouw wel haar wc-pot moeten aanbieden aan de twee mannen die haar slaap verstoorden met hun zaklamp. Het had de ballenstraat alleszins een aangenamere geur opgeleverd.
Terwijl we wachten op de andere kinderen speel ik met de reeds verzamelende bende een nostalgisch potje voetbal. Ik vergeet even al mijn overpeinzingen en bedenk hoe vrouwen met hun kleinerende beschrijvingen voetbal alle eer aan doen. Een bende gasten die als zotten een bal achterna zitten en hem bij ontmoeting enkele meters verder trappen. Meer heeft men soms niet nodig.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten